In een vorig nieuwsitem beschreven we het gebruik van warmtebeeldcamera’s en restlichtkijkers in het kader van ecologisch onderzoek.
Veel top-of-the-line warmtebeeldcamera’s hebben een sterke lens zodat objecten op een grote afstand duidelijk zichtbaar gemaakt kunnen worden. Een mooi voorbeeld hiervan is de Pulsar Helion XP 50 die we regelmatig tegenkomen bij collega’s. Maar ook de Guide TrackIR 35mm Pro en de FLIR scout III.
Hoewel deze warmtebeeldcamera’s erg goed zijn in het detecteren van kleine (warme) objecten zoals kleine zoogdieren en vogels, is het nadeel dat ze vaak een erg smalle beeldhoek hebben. Dit betekent dat je relatief ver van een object af moet staan om een goed overzicht te behouden.
Zeker in urbaan gebied, waar de meeste vleermuisonderzoeken plaats vinden, kan dat lastig zijn. Daarom hebben wij verder gekeken naar wat andere modellen met een kleinere lens. Deze hebben weliswaar een minder groot zoombereik, maar wel een bredere beeldhoek. Hierbij zijn we weer goed geholpen door wapenhandel Colenbrander.
Om een goed vergelijk te maken tussen twee verschillende modellen zijn we uitgegaan van het model dat we zelf al in gebruik hebben; de Guide Track IR 35mm Pro. Deze hebben we vergeleken met zijn kleinere (en goedkopere) broertje, de Guide Track IR 19mm Pro.
Het grote verschil zit hierbij in de lens.
Ook het bekendere merk Pulsar had van haar Helion XP 50 een alternatieve versie, de XP28 maar deze is helaas niet meer leverbaar. Pulsar levert wel de mogelijkheid om zelf van lens te wisselen, dit vonden wij echter geen kostenefficiënte oplossing.
Allereerst een vergelijk in beeldhoek.
Hiervoor hebben we een testopstelling gemaakt waarbij we iedere meter een kaars hebben geplaatst op een afstand van circa 15 meter. De aanwezige kat is ter referentie.
Hier is te zien dat de Guide 35mm een beeldbreedte van net 3 meter heeft ten opzichte van de ruim 5 meter die de Guide 19mm kan laten zien.
In een bebouwd gebied geeft dit een behoorlijk verschil zoals hieronder is te zien. Zeker wanneer je een huis wil observeren is het praktischer om niet op een grote afstand ervan te hoeven staan. De 19mm lens heeft hier dus duidelijk een voordeel.
Maar een kleinere lens heeft natuurlijk ook het nadeel dat objecten die verder weg liggen, minder duidelijk worden weergegeven. Hieronder een overzicht van verschillende vergelijkingen op verschillende afstanden waarbij links steeds de 19mm camera is gebruikt en rechts de 35mm camera:
Een kat op circa 20m afstand
Konijnen op circa 40m afstand
Een gebouw op circa 190m afstand
Zoals te zien zijn kleine warmtebronnen op een grote afstand minder goed te onderscheiden; de buitenlampen aan het gebouw zijn met een 19mm camera nagenoeg onzichtbaar op 190m.
Voor het meeste ecologische onderzoek zal doorgaans een afstand van 25 tot 50 meter gehanteerd worden. Wanneer je op een grotere afstand staat, bestaat de kans dat je zicht wordt geblokkeerd door bomen of andere objecten. Op deze afstand zijn gebouwen prima te inspecteren met een 19mm lens en zullen in- en uitvliegende vleermuizen nog goed te zien zijn.
Onze conclusie is dus dat voor het meeste ecologische veldwerk een warmtebeeldcamera met een lens van 19mm – en daardoor een zachtere prijs, de voorkeur heeft. Het zoomniveau is voldoende en je zichthoek is een stuk breder dan bij een sterkere lens.
Máár wanneer je dieren wil spotten over een grotere afstand valt het aan te raden om voor een sterkere lens te kiezen!
Meer informatie: